Zomer 2006:  Oost- en Westkust Midden-Italië   -   week 2

In de 'spoor' van de laars
Gargano
We vertrekken voor het laatste stukje van ruim 100 km. om in de spoor van de laars aan te komen, de zog. sporeno d'Italia. Oftewel de Gargano, zoals de streek heet. Niet de gebruikelijke snelste weg naar de kop van dit stuk land nemen we, maar zo mogelijk allerlei zijwegen zoekend. Dan ontdek je pas alles. Het stadje Lesina is het eerste dat we tegenkomen, gelegen aan een heel groot binnenmeer, Laggo di Lesina. En al spoedig kookt het koffiewater en maken we ons ontbijt klaar (het brood was op, zodat we onderweg eerst een bakker hebben gezocht). Het dorp straalt een heerlijke rust uit. Het meer is een stille getuige van veel visbedrijvigheid. Stapels stokken liggen op veilige afstand van de kust op grote vlonders opgestapeld. Een visser is bezig ze vanaf de eigen boot op te stapelen. Anderen staren wat dromerig over het water uit.
Hoelang we er gezeten hebben? De tijd gleed voorbij, maar so what? We keren terug naar de hoofdweg en gaan an het eind van het meer naar de kust toe, Torre Mileto. Daar vinden we een gedeelte, net buiten het dorp, aan zee grenzend waar al enkele campers geparkeerd staan.
We sluiten aan.

Enkele buitenlandse campers staan er - naast Italiaanse - waardoor er al snel aanspraak is en we heel wat verhalen wisselen. De boulevard waar we staan lijkt een heel rustig gedeelte, hoewel er (helaas) enkele zigeunerfamilies in de omgeving zijn, die de rust met vooral keiharde muziek danig verstoren. Als ze merken dat we als buitenlanders daar absoluut niet van gediend zijn binden ze tenslotte toch in.
Zondags blijkt deze boulevard tevens wandelgebied zijn van alle Italianen uit de omgeving, zo lijkt het wel. Maar we gaan onze eigen rustige gang, op de zondag die we graag net als thuis als rustdag houden. Verderop, richting het dorp is het zandstrand, waar het een gekrioel van jewelste is, vooral die zondag. Wij staan heerlijk aan de rotsige kust waar een lekker windje de temperatuur (van zo'n 30 graden) aangenaam laat zijn. 's Avonds koelt het snel af.
Staan aan open water heeft altijd weer een geweldige aantrekkingskracht. Veel meer dan een boek en af en toe wat eten of drinken heb je dan niet nodig. Het ruisen van de zee trekt altijd weer. Het geeft iets aan van de oneindige verten, van staren in de grootsheid van Gods schepping, de wind door je haren en over je huid laten spelen en alles van je weg te laten glijden. In een stressvol bestaan blijkt dat niet mee te vallen, ook al ben je al meer dan een week van huis. Je hebt af en toe het even nodig alles van je af te kunnen zetten om weer nieuwe energie op te doen. Tegelijk heeft het kijken over de zee iets van het melancholische verlangen naar oneindige, niet bereikbare verten. Is het een uiting van de drang naar nieuwe dingen, naar iets anders, iets nieuws, nieuwe plaatsen ontdekken, onbekende streken tegemoet (camperaars zijn van nature rusteloos)?
Als de nacht gevallen is zie je starend in het duister van de zee alleen nog maar de witte schuimkragen rollend naderbij komen. Links een, rechts een. Als monsters die plotseling verschijnen, maar als ze dichterbij komen, niets voorstellen. Hun spel is uit, het einde van de wateroppervlakte is in zicht. Verder kunnen ze niet, mogen ze niet.
Hoewel ik zelf al drie keer de ontzettende verwoestende kracht van het water van heel nabij heb meegemaakt (1953 Zeeland: 1865 doden; 1987 Zwitserland, 18 doden, 1992 Frankrijk, 24 doden) en daardoor de kracht van het water daarom een zekere angst en ontzag inboezemt, kom ik er juist ook tot rust. Het enige lawaai dat rust geeft! Eindeloos kun je staren en je gedachten mee laten voeren.

Kaasboer in de bergen

We gaan de kust verder over dit schiereiland (althans zo wordt het genoemd). Er liggen prachtige plekjes, zoals Peschichi (foto rechts), maar verder is de gehele noord- en westkust heel toeristisch ingesteld, waarbij elk plekje benut is. Aan ons niet besteed. Italianen hebben ook de gewoonte - hoewel het land plaats genoeg heeft - om altijd heel dicht op elkaar te kruipen. Op een camping zie je ze vaak zij aan zij staan. Ze kunnen van elkaars tafel meeëten. Daarbij komt dat het stemvolume ook niet altijd minimaal is, zodat je soms in een kakofonie van geluiden terecht komt.
We komen aan de zuidkust aan. De sfeer is direct heel anders. Nauwelijks nog toerisme. De smalle kustweg blijven we volgen met veel bochtenwerk (er is een snellere verbinding door het binnenland).
Steeds weer langs de zee. Prachtige baaien, rotsachtige kusten, om elke hoek roep je het elke keer weer uit: wat mooi. Telkens staan we even stil en genieten van de stilte en vergezichten.
Helaas kun je in foto's die sfeer nauwelijks weergeven en moeten we het doen met minder sprekende plaatjes. Onderweg komen we nogal eens locale verkopers tegen die aan een stalletje hun huisproducten proberen te slijten. De kaas die we kochten was heerlijk pittig en de elders aangeschafte sinasappels en citroenen waren heerlijk.

















Stad op een berg
Nieuwsgierig naar waar de afslag Calle del Pergola uitkomt gaan we naar beneden en komen bij een schitterende baai uit. Een strandje van een 25 mtr breed, maar genoeg plek om een poosje te vertoeven. Aangekomen in Mattinata zoeken we een plek voor de nacht. Aangezien ook hier heel het terrein voor de kust door uitbaters beheerd wordt is er dus geen vrije plek. Er zijn verschillende mogelijkheden waar je met je camper terecht kunt. We vinden deze op Punta Grugna, een vrij nieuwe plek, althans grotendeels vernieuwd. Als een camping, met alle voorzieningen (al was men ten tijde van onze aanwezigheid nog net bezig de warm-water douches aan te sluiten), een spiksplinternieuwe camperservice en een plek met uitzicht op zee. Overdag komen er weliswaar gasten van overal vandaan om hun auto te parkeren, maar voor € 10 was het voldoende om er twee nachten te blijven. Het strand met z'n grove stenen en steile afdaling was echter niet prettig. Niettemin is de plek aan te bevelen (vanuit Mattinata naar Lido, helemaal naar de rechterkant van de baai).
We trekken het binnenland in. Naar Monte S. Angelo. Wat kun je verwachen je als je vanaf Mattinata in een steile weg omhoog blijft slingeren en onderweg nauwelijks iemand tegenkomt? Weer een van de vele dromerige, slaperige dorpjes ergens bovenop wellicht. Maar met grote verbazing kom je dan in een grote stad terecht. Boven op de berg. Ongelooflijk wat een activiteiten je daar ineens ziet en hoe het stadsgewriemel je ineens overvalt. Dit, hier in de hitte, bovenop de berg? Grote bouwkranen rijzen boven alles uit, een flitsende infrastructuur en veel reclame. Hoe bestaat het, denk je even. Waarom? Vlak voor de stad hadden we ook al zoiets wonderlijks gezien. Een begraafplaats met ontzettend grote praalgraven, zelf al een complete stad, met veel tierelantijnen uiteraard. Zulke begraafplaatsen ben ik nog nooit tegengekomen. Overdadige stijl, veel dodenverering. Maar - gelet op de grootte van deze begraafplaats moet het toch wel om meer dan een moderne stad gaan!

Geldklopperijen
En inderdaad als we eerst de rondweg volgen komen we ineens terecht bij het oude en dus oorspronkelijke gedeelte. Schitterend opgebouwd in een magistrale architectuur, zodat vanuit ieder huisje op deze honderden meters hoogte er een subliem uitzicht over de zee is. Al spoedig hebben we de auto ergens geparkeerd, bij de ingang van de oude stad, en zitten met een capucino onder de schaduwrijke bomen te genieten van dit alles. Zo dadelijk gaan we die oude stad verkennen. In een wirwar van straatjes komen we terecht. Alles gebouwd rondom het kasteel dat op de top van de berg ligt. Althans de ruïnes daarvan. Kerken en kapellen vinden we in overvloed. En uit de wirwar van straatjes is geen patroon te halen. Overal zie je bouwsels, kruip je door smalle steegjes, dwaal je trappen af. Of op. Uit de openstaande ramen klinken kinderstemmen je tegemoet. Of een voor je gevoel ruziënd stel mensen, terwijl ze zoals gebruikelijk alleen met elkaar in discussie zijn. Hier en daar een schreeuw. Het wasgoed dicht langs de straat. En alles wit. Kenmerkend voor dit oude dorp. Hoezeer al die nieuwbouw probeert het schema te evenaren door trapsgewijs rondom het oude dorp te bouwen, met uitzicht op zee, het haalt het niet bij die oude sfeer.
Een weergaloos stadje/dorpje dat naar ik denk door velen van de toeristen, die aan de kust zich hebben opgesloten in de zich aaneenrijgende vakantiecentra, niet gezien wordt.



Uiteindelijk verlaten we het stadje. Richting S. Giovanni de Rotonde. In eerste instantie verbazen we ons dat we op de weg naar beneden absoluut niemand meer zien. Geen enkel verkeer. Hoe is dat mogelijk, dit moet toch de meest gebruikelijke toegangsweg zijn? Tot we na een kilometer of zes tot de ontdekking komen dat deze weg doodloopt bij een kerkje. We gaan terug om te ontdekken dat we inderdaad de verkeerde afslag hadden. Niets wees er onderweg echter op. Nu komen we uiteraard wel meer verkeer tegen, maar toch verbaast het nog hoe weinig het is, terwijl het in het stadje krioelt. San Giovanni heeft niet veel te bieden en daarom zakken we via Manfredonia nu de kust naar het zuiden af. Een vlak land. Niet bijster interessant vergeleken met de kust die we zojuist hebben gezien.
En weer zien we hoe heel de kust in feite in handen is van uitbaters. Overal waar je naar het strand kunt is netjes iemand die een terrein met 'Parcheggio' (parkeren) heeft, zodat je minstens een paar Euro moet neertellen om je auto te parkeren en gratis het strand op kunt. Ook in de steden en dorpen waar meer dan vier toeristen komen lijkt de inning van parkeergelden een aantrekkelijke business te zijn die allerlei figuren aantrekt. In dat stadje Monte S. Angelo - van daarnet, zie hierboven - stonden we bijvoorbeeld eerst op een verkeerde plek en werden door twee mensen vriendelijk naar een plek aan de overkant gewezen waar we zonder problemen konden staan. Zo gezegd - zo gedaan. Totdat er even later een oud mannetje verschijnt die met een beduimeld briefje even € 2.50 wil vangen! Dank u wel, vriendelijke bewoners. De plek zou bij een restaurant liggen wat in geen velden of wegen is te zien en waar geen enkel bord naar verwijst. We weigeren dan ook. Waarop hij vreselijk boos wordt en bijna degene in de haren vliegt die ons hier naar toe had verwezen.
In dat opzicht weten ze in Italië wel van handelen. Uiteindelijk, na langs de kust een paar vakantiecentra voorbij gereden te zijn, gaan we naar een beheerder toe die ook voor campers plek aanbiedt. Voor 10 Euro staan we dan bij het strand, mogen in een van de huisjes zelfs gebruik maken van toilet en douche, maar de rommelplek doet ons besluiten de volgende morgen weer gauw verder te gaan.
Top - Naar week 3